Doopsel van de Heer.
We beginnen eerst met de uittocht uit Egypte.
Zoals u weet hebben het Joodse volk ooit in Egypte als slaven geleefd en door de Barmhartigheid van God werden zij daaruit bevrijd. Zij waren hoofdzakelijk slaven van de mensen en de wereld. Nadat ze door het water waren gegaan die door de Barmhartigheid van God was uiteen geweken waren zij daaruit bevrijd.
Maar het volk had geen vertrouwen en was halsstarrig tegen over God en daarom moesten zij veertig jaar lang door de woestijn zwerven, want God is ook een Rechtvaardige God. Zij hadden gezondigd door onder andere een afgodsbeeld te maken en niet te vertrouwen in Zijn Woorden. Ze waren nu in hoofdzaak slaven van de zonde geworden.
Na veertig jaren door de woestijn te hebben gezworven bereikte ze het land Kanaän. Het was een land, dat overvloeide van “melk en honing”. Een het was een gebied met rijke agrarische gronden. We denken dan vooral aan de druiven, granaatappels en vijgen die ze mee terugnamen om deze aan Mozes te laten zien. Het was zo rijk dat de dieren overvloeit aan melk gaven. En vruchten als honing voortbrachten en graan in overvloeit.
Melk, maar in het bijzonder honing, wordt vaak gebruikt als beeld van het Woord van God. Het woord ‘honing’ komen we in de Bijbel meer dan vijftig keer tegen. Honing is een zoete, kracht en heeft heilzame eigenschappen die ook het Woord van God kenmerken.
Om in het land van “melk en honing” te komen moesten zij door de Jordaan gaan.
Vroeger was de Jordaan een behoorlijke brede rivier dus niet gemakkelijk om over te steken en ze moesten het zonder God toen, omdat zij gezondigd hadden tegen over God. Na de Jordaan te hebben overgestoken kwamen zij ij het beloofde land die God hen had belooft. Daar was God weer aanwezig omdat zij een zondig bestaan symbolisch hadden achtergelaten hadden in de Jordaan, als ware afgewassen.
Ze vielen weer in hun zonden tegenover God en het was zelfs nodig dat Hij Zijn Zoon moest sturen. Dit vieren we met het Hoogfeest Geboorte van de Heer (Kerstmis).
In Zijn Barmhartigheid en Rechtvaardigheid heeft Hij besloten dat Zijn Zoon voor de gehele mensheid is gekomen, dit vieren we tijdens het Hoogfeest van de drie wijzen.
God heeft eerst Johannes de Doper gestuurd, de roepende in de woestijn, hij riep op om te weg voor te bereidden, dalen, heuvels en bergen te slechten om zo de Messias te kunnen ontvangen en te volgen. Een van deze was de zonden.
Deze werd afgewassen, als ware afgelegd door het water van de Jordaan.
Johannes de Doper, is de voorloper van de Messias, die de zielen bekend maakte dat de zo lang verwachte Verlosser Zich nu daadwerkelijk onder hen bevond.
Opmerkelijk genoeg wees de Doper meteen op de essentie van de Missie van Gods Zoon op aarde: “Zie het Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld”.
Hij identificeerde Hem dus niet door Hem bijvoorbeeld “Messias”. Hij ging nog een stap verder en maakte meteen klaar en duidelijk waartoe de Messias nu was gekomen: Deze is niet gekomen, zoals velen het zich vanuit werelds denken graag voorstelden, om het volk Israël van de lasten van de Romeinse bezetting te bevrijden, doch om de zielen te verlossen uit de nefaste gevolgen van hun zonden, en wel in Zijn hoedanigheid als Offerlam. Johannes de Doper zaait daar als het ware het eerste geloofsprincipe van het Nieuw Verbond in de bodem der zielen: Verlost zal de ziel worden, die gelooft dat deze Jezus de Christus, de Messias, de Verlosser is, en dat Hij de Verlossing door de Offergave van Zichzelf zal voltrekken, want dat Hij slechts daartoe in de wereld is gezonden.
Johannes de Doper wijst er dus tevens op, dat Jezus, respectievelijk God, er niet in de eerste plaats is om de zielen uit hun wereldse beproevingen te bevrijden, doch opdat zij tot de Eeuwige Gelukzaligheid zouden komen, en dat God er in de eerste plaats belang bij heeft dat de zielen voor het Eeuwig Leven bevrijd, respectievelijk verlost, worden. Derhalve behoren de zielen niet in de eerste plaats naar God te gaan om van hun wereldse beklemmingen te worden bevrijd, doch opdat hun spirituele vruchtbaarheid voor het Eeuwig Leven vervolmaakt zou worden.
Jezus daalt in de Jordaan af en dompelt Zich in hetzelfde water onder, dat door God reeds veel eerder is gebruikt als teken voor het feit dat water voor Hem symbool staat voor reiniging: Op uitnodiging vanwege de profeet dompelde de Syriër Naaman zich zeven maal in de Jordaan onder, en werd daarbij van zijn melaatsheid gereinigd, omdat hij uiteindelijk in de reinigende macht van God had geloofd. Nu het tijdperk van het Nieuw Verbond aanbreekt, zal Jezus de zielen erop wijzen, dat in wezen voor God uiteindelijk slechts de ziel van tel is. Jezus zal weliswaar ook lichamen genezen, doch zal steeds de diepte van zielen aanraken met de bedoeling, hun spirituele genezing te voltooien, aangezien slechts deze het Eeuwig Heil oplevert.
Kijken wij nu naar Jezus: Hij heeft geen reiniging nodig, doch is Zelf gekomen om de zielen hun volkomen reiniging te brengen. Eerst echter, als Zijn eerste openbaar optreden onder de zielen, stelt Hij het teken voor het feit dat God de ziel reinigt in de mate waarin geloof en gehoorzaamheid jegens Zijn Wet aanwezig zijn. De Messias is gekomen om de melaatsheid van de ziel te genezen.
Het Nieuw Verbond tussen God en de zielen is volledig gericht op de terugkeer van de zielen naar de navolging van de Goddelijke Wet en van het voorbeeld van Christus met betrekking tot de levenswijze die in de ziel het fundament opricht, waarop zij een heilig leven behoort te bouwen. De Messias dompelt ook in onze dagen voortdurend zielen onder in het reinigend bad van Zijn Leer, en heeft in het Sacrament van het christelijk Doopsel een eerste reiniging voorzien, op grond van dewelke het dagelijks doopsel in het Licht van de inspiraties van de Heilige Geest pas goed werkzaam wordt voor het ontbloeien (gaan bloeien) van het Heil in de ziel.
Er is God alles aan gelegen, zo veel mogelijk zielen te genezen van hun melaatsheid ten gevolge van de zonden en elke onvolmaaktheid in de Liefde tot Hem en tot de medeschepselen. Daarom heeft Hij speciaal voor deze Laatste Tijden een bijkomend geneesmiddel voorzien. Hij geeft ons de Meesteres van alle zielen als Jordaan waarin ons hele wezen kan worden ondergedompeld teneinde het in het water van Goddelijk Leven uit het Hart van de Hemelse Koningsdochter een doopsel te bereiden, dat de ziel kan ontsluiten voor een wedergeboorte voor de ware heiliging. Inderdaad, de totale, onvoorwaardelijke en in de praktijk van het dagelijks leven met volharding beleefde toewijding aan de Meesteres van alle zielen werkt voor de ziel zoals een doopsel dat diep reinigt en geneest, en dat zo diep in de ziel kan doordringen, dat deze in een bloeiende tuin wordt veranderd.
De ware heerschappij van de Hemelse Koningin in een ziel vertoont zich als een opstanding van de eerste tekenen van de Eeuwige Lente in deze ziel, als teken voor het feit dat in deze ziel voortaan het Bloed der Verlossing stroomt, dat met elke klop van het Onbevlekt Hart in haar de fruitbomen van de christelijke deugden in bloei brengt.
Jezus heeft er met Zijn Doopsel in de Jordaan op gewezen dat het leven moet worden beschouwd als een missie ten dienste van Gods Heilsplan, die met een reiniging en een ontsluiting voor de Heilige Geest moet beginnen, om via een tijd van bezinning in de woestijn van de onthechting van al het wereldse over te gaan in het Ware Leven, waar de ziel met haar leven getuigt van Gods Woord, en de kruisen van het dagelijks leven aanbiedt aan God voor de voltooiing van de Verlossing der zielen. Zo ook bereidt de totale toewijding aan de Hemelse Koningin de ziel een heel diepe reiniging, ontsluit zij deze voor de Heilige Geest, leert haar de onthechting van al het wereldse in de woestijn van een inperking van de belangstelling voor de vergankelijke dingen der wereld, en leidt haar via een uitgesproken zin voor de opoffering van de beproevingen van het leven naar de voltooiing van haar vruchtbaarheid. In de totale toewijding aan Maria weerspiegelt zich het levenspatroon van Christus.
Het Doopsel ontsluit de ziel voor de volheid der genade, en stelt haar in staat om tot een volkomen navolging van Christus te komen. Deze genade kan in de totale toewijding aan de Meesteres van alle zielen haar volkomen uitwerking bereiken. Om deze reden nodigt de Hemelse Koningin er de zielen vandaag toe uit, te bidden om de genade van de verdienste van het Doopsel van Jezus, opdat zij de weg van de totale toewijding aan Maria met vrucht moge kunnen gaan, want het betreft hier de gouden weg naar de Eeuwige Lente, de uiteindelijke bestemming van elk mensenleven.
Toen Jezus gedoopt was, daalde Gods Geest in de gedaante van een duif op Hem neer en sprak een stem uit de Hemel: “Dit is Mijn Zoon, Mijn Veelgeliefde, in wie Ik welbehagen heb”.
Voor Johannes was dit teken een bevestiging voor het feit dat Jezus de Zoon van God was. God stelt hier een machtig symbool als voorafspiegeling voor het feit dat het ware christelijk Doopsel, dat Jezus Zelf later zou instellen, een Sacrament was, een raakpunt tussen God en de gedoopte ziel, waarbij de Heilige Geest over deze laatste zou komen en de gedoopte hierdoor in de ware zin van het woord een kind van God zou worden.
Toen Zijn Doopsel voltrokken was, trok Jezus naar de woestijn, om er gedurende veertig dagen Zijn Missie in dienst van het Goddelijk Heilsplan voor te bereiden. In deze opeenvolging “Doopsel + terugtrekking in de woestijn” laat God Zijn verlangen zien, dat de zielen hun ware levensroeping, het geheel van de werken waartoe zij in dienst van Gods Heilsplan zijn geroepen, zouden voorbereiden door twee componenten een vaste plaats te geven in hun innerlijk leven:
Jezus was als de God-Mens door de Allerheiligste Drievuldigheid bedoeld als het grote Voorbeeld voor het Goddelijk Leven. God wijst in het Doopsel van Jezus in de Jordaan op de noodzaak dat de ziel zich zou laten dopen, doch wel in een dubbele betekenis: in het Sacrament van het Doopsel, doch ook in een doopsel dat zich in feite herhaaldelijk kan voltrekken, namelijk door zich voortdurend open te stellen voor de inspiraties van de Heilige Geest en Zijn Liefdesvuur, en voor de voortdurende reiniging van ziel en hart. In wezen zou elke ziel vóór het aanvatten van elke belangrijke handeling het Vuur van de Heilige Geest en de onderdompeling in het reinigend bad van het water van Goddelijk Leven moeten afsmeken. Dit alles vindt de ziel verenigd in Maria. Het praktische leven in totale toewijding aan Maria dompelt de ziel ononderbroken onder in het Vuur van Gods Geest evenals in de reinigende heerschappij van de heiligste onder alle geschapen zielen: Maria.
Wanneer Jezus tot Nicodemus zei dat de mens opnieuw moest worden geboren uit de Geest, bedoelde Hij precies dit: De ziel moet zich telkens opnieuw losmaken van alle wereldse bindingen en vanuit een wereld van denken, voelen en verlangen gaan leven, die volledig op Gods belangen gericht is. Dit alles komt in feite tot uitdrukking in een zich steeds hernieuwend doopsel in de Heilige Geest en een zich steeds méér terugtrekken in de woestijn van de onthechting. De combinatie van deze beide elementen beleeft de ziel door de totale toewijding aan Maria, in de mate waarin zij zich daadwerkelijk aan Haar overlevert en zich door Haar laat besturen en inspireren.
Het Sacrament van het Doopsel kunnen wij beschouwen als een eerste reiniging en voorbereiding van de ziel op het ware Goddelijk Leven. Het zich voortdurend vernieuwend doopsel in de openstelling van de ziel voor de ononderbroken bezieling door de Heilige Geest en de reiniging door de totale toewijding, is als een voortdurende bevrijding van het stof der wereld, de nooit ophoudende wereldse beïnvloeding van de ziel, een teken van verlangen naar onthechting en bevrijding ten aanzien van het wereldse, om een waarlijk vrij kind van God te zijn. Jezus heeft ons dit voorgedaan in Zijn eigen Doopsel in de Jordaan. Dat Hij dit belangrijk vond, toont Hij ons reeds in het feit dat Hij voor dit Doopsel vanuit Nazareth te voet naar de Jordaan bij Betanië trok, een voettocht van ruim honderd kilometer. Hij had dit Doopsel niet nodig, maar verlangde ernaar, omdat Hij ook in het Doopsel openbaar uitdrukking wilde geven aan Zijn voornemen om in alles “waarlijk mens te zijn”. Op de weg van geboorte naar dood wilde Hij geen enkel element overslaan dat voor de mensenzielen van belang zou zijn, want Hij wilde het Verlossingswerk volkomen maken.
In Zijn Doopsel en het daaropvolgend verblijf in de woestijn wijst Jezus op de noodzaak dat de ziel zou verlangen naar het water van Goddelijk Leven, naar het Vuur van Gods Geest die bezieling en Liefde in haar stort, en naar reiniging en onthechting van alle sporen die in haar werkzaam zijn en haar van het Goddelijk Leven kunnen afsnijden. Na Zijn verblijf in de woestijn zou Jezus Zijn ware Missie als Verlosser van de mensenzielen beginnen. Elke ziel is ertoe geroepen, het Verlossingswerk van Jezus in zichzelf aan te vullen en te aanvaarden door haar eigen beproevingen. Om deze eigen bijdragen vruchtbaar te maken, moet zij de voortdurende zuivering en onthechting nastreven. Slechts dan wordt elke dag waarlijk een wedergeboorte.
De Meesteres van alle zielen is ons door God gegeven om dit alles op volmaakte wijze in ons te begeleiden.
Maak jouw eigen website met JouwWeb